Vanaf 2017 werd gewerkt rond het referentieadres voor daklozen. Het resultaat is een nieuwe omzendbrief die op vrijdag 7 juli werd gepubliceerd en waarin klaarheid wordt geschapen over de richtlijnen voor referentieadressen voor daklozen en waarin de rol van de OCMW's en de gemeenten wordt vastgelegd. De tekst wordt positief onthaald door de Federatie van Brusselse OCMW's en Brulocalis.

Het begrip “dakloos” roept regelmatig vragen op, vooral omdat het per wetgeving en per overheid telkens anders wordt geïnterpreteerd. De invulling moet evenwel eenduidig zijn, met respect voor de specifieke bevoegdheden van de lokale besturen. De nieuwe omzendbrief wil de regels rond het referentieadres nog eens formuleren en vereenvoudigen en legt de rol van de OCMW's en de gemeenten vast. Deze wetgeving is specifiek voor daklozen en heeft geen betrekking op gedetineerden. 

Met een referentieadres kan een dakloze zijn verschillende administratieve rechten behouden: identiteitskaart, stemrecht, lidmaatschap van een mutualiteit, recht op uitkeringen, enz. Het OCMW is verantwoordelijk voor de erkenning van het statuut van dakloze (en de gemeente kan dit statuut niet betwisten).

Onder dakloze moet worden verstaan “de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of die tijdelijk in een tehuis verblijft in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld”.

In het uitzonderlijke geval dat de dakloze een hoofdverblijfplaats kan krijgen, kan hij geen referentieadres krijgen. De persoon hoeft echter niet langer te wachten tot hij uitgeschreven is om in aanmerking te komen voor een referentieadres. In het geval hij of zij een referentieadres heeft bij een natuurlijk persoon (beperkt tot maximaal zes maanden) of bij het OCMW, zal de dakloze zich minstens één keer per kwartaal moeten melden bij het OCMW waarvan hij of zij afhangt. 

De gemeente kan, zoals hierboven vermeld, het advies van het OCMW over de erkenning van het daklozenstatuut niet betwisten, maar kan in het kader van de opvolging en als ze het nodig acht, maximaal één keer per kwartaal aan het OCMW vragen of de betrokken persoon nog steeds aan de voorwaarden voldoet. Het OCMW moet deze vraag dan binnen de 15 dagen beantwoorden.

Bekijk het webinar over de nieuwe omzendbrief van de POD-MI en de FOD Binnenlandse Zaken.